POUBELLE door de ogen van Kees Hordijk

geplaatst in: blog | 0

POUBELLE

 

Misschien wist u dat al maar poubelle betekent afval. Iets wat je weggooit. We leven in een wegwerp maatschappij. Onze spullen slijten snel of we gooien iets weg omdat we het niet meer nodig hebben. De bergen afval die er het resultaat van zijn zien we meestal niet. Die liggen ver weg. In natuurgebieden. Waar een laagje grond er voor zorgt dat je de vuilnis niet meer ziet. Ergens waar er al snel struiken en onkruid over heen groeien. Duurzaam is een zeldzaam begrip geworden.

Verrassend is het dan om te zien hoe al dat afval toch kunst kan opleveren. Hoe er uit al dat weggegooide spul mooie dingen worden gemaakt. Kunst als protest zou je kunnen zeggen. Dat wat is afgedankt mag blijven. Krijgt een nieuw leven. Wordt herboren. En wel in een nieuwe gedaante. Onherkenbaar veranderd. Een protest dus, verontwaardiging over onze weggooi maatschappij. Maar er is nog een andere reden die tot deze kunst leidt. Uit afval wordt schoonheid geboren. Dat wat vuil is en als waardeloos werd beschouwd wordt hersteld en weer mooi gemaakt. Schoonheid die uit afval ontstaat.

In WG Kunst kunt u de komende dagen een zaal zien die vol is van deze wedergeboorte.

Acht kunstenaars hebben zich ingespannen afgedankte spullen om te vormen tot kunst, tot schoonheid. En daar moet u naar komen kijken! Want de verrassing is groot na binnenkomst in de galerie. Bij mij in ieder geval. Alsof het afgedankt zijn een waarde toevoegt aan de kunst die hier getoond wordt. Alsof ze er mooier door is geworden. Mooier dan wanneer het uit nieuw materiaal gemaakt zou zijn.

Aan een wand zie ik een aantal objecten die zijn gemaakt uit afgedankt verpakkingsmateriaal. Kartonnen schotten, dubbelwandig, met lucht tussen de wanden. De dwarsverbindingen geven het idee van allemaal kleine kamertjes, celletjes. Ooit bedoeld als extra bescherming voor het te verpakken object. Nu opeens een ruimtelijk bouwsel waar een zekere schoonheid vanaf straalt. De objecten zijn geverfd met aardetinten, grijs en groen tinten. De kleuren verlopen een beetje en accentueren de associatie met industriële gebouwen, maar ook met de schoonheid van verval. Met elkaar geven ze de associatie van een reeks bij elkaar behorende gebouwen.

Aan een andere wand zie ik borden hangen die beplakt zijn met dat geribbelde dikke papier. Een papiersoort die ook vooral gebruikt wordt als bescherming voor het object wat er in zit en kennelijk beschermd moet worden. Maar hier zien we hoe het verpakkingsmateriaal zelf een zekere schoonheid bezit en waard is om bewaard te worden. Het lijkt een paradox. De verpakking die bewaard wordt en van schoonheid voorzien. Ongewild komen er bijbelse wijsheden in gedachten. Hoe het rijke en gewichtige wordt veronachtzaamd en het onaanzienlijke en armzalige in de schijnwerpers wordt gezet.

Het grijze ribbel papier is in stukken geknipt en zo in vakken van verschillend formaat op het board geplakt. Het doet in de verte denken aan de reliëfs van Schoonhoven en Egmond. Ook die zaten avonden te plakken aan hun papiermaché. “Wie het kleine niet eert is het grote niet weerd”.

In het midden van de zaal staat een bijeen geraapt zootje zou je kunnen zeggen. Droogrekken die zijn samengevoegd met allerlei objecten. Ogenschijnlijk om weggegooid te worden. Maar bij nader inzien bijeen geplaatst en samengevoegd tot een samenhangend geheel. Een willekeurig samenraapsel maar een die vervolgens in die nieuwe samenhang tot een nieuw soort schoonheid voert. Allen zijn uit hun functionele bestaan gerukt en gaan vanuit die overbodigheid een nieuw bestaan aan in een nieuwe samenvoeging. Niet meer volgens het principe van nuttigheid maar eerder van speelsheid.

Tegen de achterwand hangt een reeks van hoofddeksels. Petten met oorwarmers eraan. Het ziet eruit als hoofden. Je fantaseert de gezichten er gemakkelijk bij. In de rij vallen er twee op. Het zijn assemblages bestaande uit een plastic emmertje en een metalen band erom heen. Het wonderlijke is dat je ze precies zo beleeft als de petten. Ook bij hen is de omtrek van het metaal of hout rond het plastic emmertje bepalend en suggereert een hoofd precies zoals de muts het ontbrekende hoofd omhult.

Ernaast hangt daar aan de wand een soort van samengesteld zeil. Althans, het is plastic maar het geheel oogt als een zeil. Je zou er een boot onder kunnen denken. Ernaast zie ik een in kleurig plastic verpakt onbekend object wat in de lucht lijkt te zweven. Wat er in de verpakking zit weten we niet. Het wonderlijkste eraan is dat zweven en dat niet weten wat er in zit. Misschien ook een definitie voor afval. Iets wat er mooi kan uit zien maar niets van waarde verbergt.

 

In weer een andere hoek van de galerie staat een tafel met kleine bouwwerkjes. Gemaakt van dun karton. Zo te zien in een hergebruikte staat zoals alles in deze expositie gerecycled is. De kunstenaar heeft op wonderlijk ingenieuze wijze het karton in stukjes geknipt en als een architect samen gevoegd tot gebouwen. Zo zien ze er tenminste uit. Ze hebben iets ruimtelijks, hoe klein ze ook zijn. Ze staan op dozen waarin ze kunnen worden opgeborgen. Ter bewaring. Om onbeschadigd te blijven, kwetsbaar als ze zijn. Ze vormen met elkaar een stukje stad. Aan de wand zie je wat gebouwen uitgevouwen en opgehangen. Als plattegronden van vergane glorie.

 

Bij de ingang van de galerie zie je aan je rechterhand allerlei afval hangen. Stukken plastic en rubber die in de verborgen hoeken van onze samenleving op straat blijven liggen. Zo ogen ze tenminste. Toevallig bij elkaar gekomen. Niet omdat ze bij elkaar horen maar omdat de wind ze in deze hoek heeft samen gebracht.

Bij nadere beschouwing doe ik ze onrecht. Want ze hebben een zekere schoonheid in heel hun bestaan van stedelijk afval. De samenstelling van de kunstwerken lijkt toevallig maar is het allerminst. Wonderlijk hoe het meest lelijke afval van onze samenleving in een arrangement gebracht kan worden waaruit opeens een en al schoonheid spreekt. Als je er tenminste ogen voor hebt.

 

Tot slot! Wat me bij deze expositie extra opvalt is hoezeer het bijeenvoegen van vergelijkbaar werk tot een sterker resultaat leidt. Al het dicht bij elkaar hangende werk van een kunstenaar vormt samen een klein universum waarin het geheel meer is dan de delen. Alsof ze familie van elkaar zijn. Alsof je daarom het liefst alle werken bijeen zou willen houden, meenemen naar huis, ergens in je huis neerzetten en er daarna alsmaar van te gaan zitten genieten.

 

Kunstenaars : Mirjam Berloth, Just Yvette, Philipp Donald Göbel, Harm Hajonides,

Joanneke Meester, Lisbeth Parisius, Jean-Philippe Paumier, Rob Vollewens.

 

Kees Hordijk

 

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.