Kees Hordijk over BuitensteBinnen Kringloop

geplaatst in: blog | 0

BUITENsteBINNEN KRINGLOOP

Vandaag in WG Kunst gaan kijken naar de expositie BUITENsteBINNEN KRINGLOOP. Een omkering van de titel die de kastjes in de buitenlucht hebben gekregen en die overal in de wijk zo opvallend geel staan te wezen. Dat wat buiten was naar binnen halen. Dat doe je niet met spullen die zijn weggegooid. Vuilnis gaat juist naar buiten. Maar hier gebeurt het omgekeerde. Dat wat van geen waarde wordt geacht mag binnen komen en zich laten bewonderen om wat het aan schoonheid laat zien. Voor wie er tenminste oog voor heeft. Het is de rommel van buiten die met liefde onderhanden is genomen en een nieuw aanschijn heeft gekregen. En opeens zie je hoe mooi het kan zijn.

Een jaar geleden was er een expositie met dezelfde thematiek. Poubelle heette de expositie toen. In het frans is dat het woord voor vuilnis. Een groter contrast tussen het woord Poubelle en ons woord vuilnis is haast niet denkbaar. Wat een schoonheid klinkt er in “Poubelle” door en wat een lelijkheid in “vuilnis”. En dat is precies wat er gebeurt in deze expositie. Lelijkheid verandert in schoonheid. Het onaanzienlijke krijgt hier weer aanzien. Het weggegooide mag blijven.

Wanneer ik de zaal betreed valt me onmiddellijk de rust op die er heerst. De rust in het werk bedoel ik. Kunst met vuilnis als achtergrond is kennelijk rustig. Schreeuwt niet. Het werk van de verschillende kunstenaars voegt zich ook harmonieus bij elkaar, alsof ze familie van elkaar zijn. Zit dat in die gemeenschappelijke herkomst ? Toch is de variatie aan technieken en materialen groot. Veel herken ik van de vorige expositie. Niet hetzelfde werk maar de zelfde signatuur.

Als je binnen komt zijn er gelijk links en even verderop rechts wanden waar het werk van de verschillende kunstenaars door elkaar heen hangt. Maar verderop in de zaal heeft ieder zijn eigen wand of plek en wint de identiteit van ieder van hen aan kracht.

In willekeurige volgorde loop ik langs de werken aan de wand en op de grond heen en weer. En verdiep me in de kenmerkende eigenschappen van ieders werk.

 

Mirjam Berloth heeft allemaal geverfde potjes op de grond staan. In verschillende kleuren. Aan een zwengel hangt er nog een potje wat zijn plek kennelijk niet kan vinden. Zijn kleur sluit niet aan bij de andere kleuren. Hij aarzelt en zoekt zijn plek. In de toelichting bij het werk lees ik dat Berloth geïnspireerd is geweest door de Amerikaanse kunstenaar Anne Truitt die trefzeker maar op geheel eigen wijze kleuren met elkaar combineerde. Berloth is minder zeker van zichzelf. Het potje zweeft boven al die potjes en weet niet bij welke andere kleur ze hoort. Ik moet door de potjes aan Morandi denken maar wat een wereld van verschil.

 

Femke van Heerikhuizen is de enige die geluid maakt in de zaal. Achterin staat een bandje te spelen. Drumstel, piano en zanger (als ik me goed herinner). De drie musici worden, wanneer je op de knop drukt, opgeblazen en gaan spelen. Wanneer ze zijn uitgespeeld zakken ze terug in hun slapend bestaan. Tot de volgende opleving. Vuilniszakken die voor even tot leven komen, aangedreven door stofzuigers. “Stof zuigt gij en tot stof zult gij wederzuigen”. Een geweldige band vind ik het, “The dust suckers” !

 

H.F. van Steensel heeft ook een wand voor zichzelf waar de onderlinge harmonie vanaf spat. Stukjes plank, geverfd en wel. Met inhammen. Een la van geperst hout met een onduidelijke bestemming, een lap schilderdoek met wat rafels en ingezette stukjes, een stoel waar de zitting naar achteren is gespannen en als schilderdoek gebruikt, een plank aan de wand met een kruis erin gezaagd (of het zat er al want alles is hier in deze zaal al eerder gebruikt) en dik met rode verf bedekt. En vlak voor de wand een opgerold stuk matras van schuimrubber, omspannen door een ijzerdraad. Humor en relativering spat van deze wand af. Een metalen gebruiksvoorwerp waarvan ik de herkomst absoluut niet kan thuis brengen hangt daar raadselachtig tussen de andere kunstvoorwerpen. Kunst kan zelfs kunst worden zonder als zodanig gemaakt te zijn. Door het aan een wand met kunst te hangen. Het wordt gewoon opgetrokken naar het niveau van wat er om heen hangt. Een knipoog van H.F. van Steensel zullen we maar zeggen.

 

Wasco is er ook bij. Bescheiden maar toch. Aan de wand een klein reliëf. Wit geverfde platte stukjes hout die hij haaks op elkaar heeft geplaatst en hier en daar schuin afgezaagd heeft. Het roept bij mij herinneringen op aan de reliëfs van Jan Schoonhoven. Ook al zijn diens reliëfs gesloten en is Wasco’s houtwerk open. De stukjes hout waren eerder in hun bestaan een hulp om een schilderdoek strak te trekken, lees ik. Op de vloer liggen ook er ook stukjes hout. In verschillende vormen. De bezoeker mag er zijn eigen ontwerp mee maken. De kijker wordt hier zelf kunstenaar.

 

Links achter in de hoek, achter een schot verborgen, hangt het werk van Chiel Veffer. Eerder zag ik zijn werk op een solo expositie in de galerie. Ik vond toen dat hij zijn werk te dicht op elkaar gehangen had. En daarmee zichzelf tekort deed. Nu, in deze hoek van de zaal en verborgen achter een schot, vind ik dezelfde bescheidenheid en zelfrelativering in zijn werk.

Het meest in het oog springend zijn de vierkante blokken steen, neergelegd op een paar boeken. Het is geen steen, maar het lijkt op steen. Ze zijn gemaakt van papier maché zo te zien. De clou lees je onder de boeken. Daar staat geschreven : weer een kilo mislukte kunst.

Zelfspot en relativering zijn de ingrediënten van zijn kunst. Het doet me aan Marcel Duchamps denken wiens werk ook zo de spot kon drijven met de heilige kunst.

De schilderijen van Chiel ( verf op plastic rasters ? ) maken de indruk verweerd te zijn door een jaren lang buiten hangen. Roestige aanslag die wel iets ouds en authentieks uitstraalt.

 

Gerard Pouw, een tekenaar bij uitstek. Hem zag ik ooit op zijn atelier met al zijn tekeningen over de Berenklauw. Nu heeft hij imposante levensgrote tekeningen gemaakt van gedeukte en afgetrapte blikjes. De tekeningen zijn haast portretten geworden. Levensgeschiedenissen worden erin verteld. Alles wat het blikje in zijn korte leven heeft meegemaakt. Je ziet de deuken en blutsen. Alsof Gerard een monument wil oprichten voor deze weggegooide en afgedankte blikjes. Ze in ere wil herstellen. Zijn tekentalent wordt perfect zichtbaar in deze tekeningen. Een eerbetoon aan het blikje. Nu rust er terecht statiegeld op.

 

Lisbeth Parisius toont samengestelde werken waarin ze eierdozen heeft samen gebracht met plastic en cement. De kubussen worden bijeen gehouden door stalen stangen. Het blauwe plastic geeft er een ietwat macabere sfeer aan. Waardeloos materiaal voegt ze bijeen tot nieuwe installaties. Zo zou je het kunnen noemen. Verzamelde materialen die bij elkaar zijn gaan horen alsof ze al een leven lang zo samen zijn geweest. Het grove van steen of cement contrasteert met het flinterdunne plastic. Het doet denken aan de sfeer op bouwplaatsen.

Ik vind haar werk vooral verrassend in wat het bij je oproept. Dat mengsel van verschillende gevoelens en associaties die soms prettig maar ook vaak weerbarstig of onaangenaam kunnen zijn.

 

Tamar Rubinstein verwerkt hele geschiedenissen in haar open gesneden boeken. Als een behuizing voor haar verhalen. Je moet veelal raden naar wat er voor je ogen plaats vindt in die kleine behuizingen van haar. Zijn het prettige gebeurtenissen of niet ? Wat vertelt ze er precies mee ? Wonderlijk hoe je in een boek een huiskamer kunt maken waarin zich wat afspeelt. Waar iets gebeurt. Niet dat je er mensen ziet. Het zijn decors. De mensen zijn even weg maar wel vlakbij. Tamar componeert zou je kunnen zeggen. Ze voegt dingen bij elkaar en het eindresultaat is een verhaal, doorleefd en wel. Je zou er in willen wonen. In zo’n interieur van haar.

 

Tot slot Luitzen Zandbergen. Van hem zie ik een wandobject hangen. Een vierkant rasterwerk van houten lamellen, afkomstig uit sinaasappelkistjes. Eigenlijk zijn het geen kistjes maar hoe noem je die dingen eigenlijk dan wel ? In de openingen schijnt zacht het licht van een lamp naar buiten. En zo worden “de manden” een verlichting voor aan de wand. Weggegooid verpakkingsmateriaal krijgt een nieuw bestaan als mooi lichtornament. En krijgt zo een veel langer bestaan dan als sinaasappelkistje. Markant in het midden van de zaal staat een cirkel van houten schotten. Het licht valt mooi onder de panelen door over de vloer. Als je aan de binnenzijde van de cirkel kijkt zie je dat het scherm is opgebouwd met schotjes van sinaasappelkisten. De bekende versieringen staan erop gedrukt. Ze bieden een levendig interieur voor iemand die zich even wil afzonderen. Aan de wand nog een plaquette van samengevoegde paneeltjes waar je ook de precieze hand van Luitzen in kunt zien. Zijn ontwerp doet me denken aan de art nouveau uit de twintiger jaren. Maar is het wel zijn ontwerp ? Of heeft hij reeds bestaande geïllustreerde paneeltjes gebruikt ? Mooi is het in ieder geval wel.

 

Bij het verlaten van de zaal loop ik over plat geslagen blikjes. Mijn vertrek is goed hoorbaar. Ongezien een kunstwerk van weggegooid, afgedankt materiaal meenemen lukt vast niet !

 

Kees Hordijk

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.